Het college van gedeputeerde staten heeft een notitie opgesteld over de voortgang van het coalitieakkoord. Dat akkoord bevat veel punten waar wij het mee eens zijn, zoals de uitvoering van de omgevingsplannen die de vorige periode – met onze steun – zijn vastgesteld. Er zijn ook doelen waar GroenLinks minder blij mee is, of waar we juist meer middelen voor in hadden willen zetten. We constateren, dat het college op veel terreinen doet wat het heeft beloofd en redelijk op schema ligt. Dat geldt echter niet voor alles en er zijn dan ook wel wat kritische opmerkingen gemaakt.

Sommige dingen gaan te langzaam…

Belangrijkste kritiekpunt is de teleurstellende ontwikkeling van het natuurbeleid. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur wordt niet binnen de gesteld tijd gehaald en de verdroging wordt niet adequaat aangepakt. De aanpak van de verdroogde natuur was al een belangrijk uitgangspunt in het waterhuishoudingplan van 1996. Dezelfde doelen zijn in 2006 opnieuw vastgesteld, omdat er in tien jaar nauwelijks iets was gebeurd. Vervolgens is er gekozen voor de aanpak van enkele gebieden, omdat er te weinig voortgang was. Nu ligt de aanpak van die geselecteerde gebieden ook al weer achter op schema. In de zomer is ook nog eens een herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur vastgesteld, waardoor op diverse plaatsen gebouwd mag worden en dus weer stukken natuur worden weggekaapt. Bovendien is er nog geen rekening gehouden met de klimaatverandering, die ook nog de nodige aanpassingen vraagt.

Gebrek aan daadkracht levert een negatief imago op.

Bij de uitgave van middelen wordt zichtbaar, dat op het terrein van natuur, landbouw en water de grootste achterstanden zijn in het uitgeven van de beschikbare middelen. We constateren, dat de provincie niet het verschil maakt op het terrein van natuurontwikkeling. De vraag is ook, of het college en diverse andere fracties wel beseffen hoe urgent het is. Gebrek aan daadkracht levert bovendien een negatief imago op voor de provincie.

Voor de toekomst…

Voor de komende jaren hebben we gepleit voor een verbetering van het provinciale imago naar Rijk en burgers. We willen aandacht voor de demografische ontwikkeling (krimp, vergrijzing, ontgroening). De recessie is nog niet afgelopen en zal voor sommige groepen nog langer door werken, we vragen vooral aandacht voor de jeugdwerkloosheid. En uiteraard willen we meer daadkracht bij de uitvoering van het natuurbeleid. Wij hebben zin in de toekomst.